. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
bilaterale symmetrie
– lichaamsplan waarin de linker-en rechterhelft van het dier spiegelbeelden van elkaar zijn.
Bioluminescent
– een knipperend licht dat uitgaat van een organisme.
trilharen
– korte projecties bestaande uit microtubuli die het oppervlak van sommige cellen bedekken en zorgen voor beweging.
Koloniaal
– een lid van een gelokaliseerde populatie van organismen.
contractiele vacuole
– in sommige protisten neemt een membraankamer het overtollige water in het cellichaam op, trekt dan samen en verdrijft het water uit de cel via een porie.
Flagellum
– Staartachtige beweeglijke structuur van vele vrijlevende eukaryotische cellen.
voedselvacuole
– een membraankamer die voedsel overspoelt en spijsverteringsenzymen afscheidt om het voedsel in voedingsstoffen af te breken.
Gamete
– gespecialiseerde cellen die in de seksuele cyclus kunnen fuseren; vrouwelijke gameten worden eicellen genoemd; mannelijke gameten kunnen zoosporen of spermacellen zijn.
hypotoon
– een oplossing met een lagere zoutconcentratie dan in een cel.
meiose
– tweefasig nucleair delingsproces dat de basis vormt van gameteformatie en van sporenvorming.
mitochondriën
– een organel dat gespecialiseerd is in ATP-vorming, de “krachtpatser” van de cel.
mitose
– type kerndeling dat het aantal chromosomen van de ouders voor dochtercellen handhaaft, de basis van lichamelijke groei en aseksuele voortplanting.
beweegbaar
– in staat om te bewegen.
multicellulair
– meer dan één cel.
Nucleus
– een membraangebonden organel die het DNA isoleert en organiseert.
Organelle
– een interne, membraangebonden zak of compartiment met een specifieke, gespecialiseerde metabole functie.
osmose
– de diffusie van water uit een gebied met hoge naar lage concentratie door een membraan.
Plankton
– elke gemeenschap van drijvende organismen, meestal microscopisch, die in zoetwater-en mariene milieus leven.
Plastid
– van vele bacteriën, een klein, cirkelvormig molecuul van extra DNA dat slechts enkele genen draagt en zich onafhankelijk van het bacteriële chromosoom vermenigvuldigt.
radiale symmetrie
– een opstelling van de bloemdelen gekenmerkt door hun straling vanuit het midden van de bloem, zoals spaken op een fietswiel.
eencellig
– eencellig.
Zygote
– de cel die ontstaat door de fusie van mannelijk sperma en het vrouwelijke eitje. Normaal gesproken heeft de zygote het dubbele van het chromosoomaantal van beide gameten, en geeft het aanleiding tot een nieuw embryo.